Van sportteams wordt vaak verwacht dat ze vanzelf wel van een groep naar een team groeien. Dat er gaandeweg wel cohesie* ontstaat. Een team waarin iedereen zich goed voelt, waarin de neuzen dezelfde kant op staan, en waarin goed samengewerkt en gecommuniceerd wordt op en buiten het veld. De realiteit is dit meestal helemaal niet vanzelf gaat. Er is gedoe, teamleden liggen elkaar niet, spreken zich niet uit, tonen weinig inzet, of praten over elkaar. Door dit alles vallen de prestaties tegen. Gelukkig zijn er verschillende manieren om dit aan te pakken. Om de cohesie en samenwerking te vergroten, en daarmee de teamprestaties te verbeteren. In deze blog een praktijkvoorbeeld.

Gebrek aan vertrouwen

Veel problemen in teams ontstaan doordat teamleden elkaar niet goed kennen en zich onvoldoende op hun gemak voelen in de groep. Wat je vervolgens vaak ziet is dat er kliekjes ontstaan, dat ze zich binnen de groep niet uitspreken, maar wel achter elkaars rug, en dat spelers zich meer focussen op eigen belangen dan teambelangen. In de basis zit er dus iets niet goed: te weinig onderling vertrouwen. Een eerste stap is dus om hier verandering in aan te brengen.

De casus

Een tijdje geleden werkte ik met een korfbalteam uit de eredivisie. Het team presteerde beneden verwachting, de samenwerking op het veld was erg wisselvallig en de spelers leken elkaar niet te begrijpen. Een van de spelers vroeg mij, als sportpsycholoog, eens te komen kijken en met een plan van aanpak te komen.

Ik bekeek een aantal trainingen en zag heel verschillende persoonlijkheden op het veld. En ik hoorde verschillende manieren van communiceren. Zo observeerde ik drukke, enthousiaste en luidruchtige spelers. Ik zag spelers die veel vragen stelden aan de coach en de teamgenoten feedback gaven (al dan niet op een tactische manier). Ik zag ook spelers die meer ingetogen waren, veel om zich heen keken. Die veel leken na te denken en meer luisterden dan praatten.

In een van de trainingen werden verschillende wedstrijdscenario’s getraind. Ook onder druk. Met name op spannende momenten en in periodes waarin een deel van het team maar niet tot scoren kwam, liepen de onderlinge emoties hoog op. Pittige spelers werden niet aangesproken op hun blinde vlekken, terwijl zij zelf luid en duidelijk commentaar leverden op anderen. Onzekere spelers kropen in hun schulp, en maakten veiliger keuzes op het veld.

Ik ging met dit team aan de slag

Mijn aanpak was als volgt: het team ging met elkaar onderzoeken wat ieders voorkeuren waren. De coach zette de spelers die meestal in één vak samenspeelden bij elkaar aan een tafel, en in deze subgroepen bespraken ze vragen als:

  • Ben je meer een persoon die energie krijgt door alleen te zijn en graag nadenkt voor te praten, of ben je meer iemand die energie krijgt van gezelschap en je graag uitspreekt op het moment dat een gedachte opkomt? (introversie vs extraversie).
  • Wat heb je nodig als je niet lekker in de wedstrijd zit? Hoe kunnen je teamgenoten jou op die momenten helpen?
  • Wat werkt absoluut niet als jij niet lekker staat te spelen? Wat is het effect als een teamgenoot dat wel doet?

Het resultaat

In deze gesprekken kregen de spelers meer inzicht in zichzelf (‘oh, daarom reageer ik altijd zo’ of ‘de manier waarop ik gecoacht wil worden, werkt bij mijn teamgenoot misschien averechts’). Ook leidden de gesprekken tot meer inzicht in elkaar (’nu snap ik waarom wij elkaar vaak niet begrijpen’).

Met het hele team liet ik ze vervolgens nadenken over de vragen: wat verwachten we van elkaar als het gaat om onderlinge coaching? Hoe kunnen we elkaar helpen, om gezamenlijk goed te presteren? Hoe kunnen jullie dit aanpakken? Gezamenlijk schreven ze op een groot vel papier wat iedere speler nodig had in stressvolle situaties op het veld. Bij de ene speler was dat een spreekwoordelijke ‘schop onder de kont’, bij de ander was dat het geven van vertrouwen door een tactische aanwijzing.

Hoe het verder ging

Het was supermooi om te zien hoe het team na afloop de ruimte verliet. Lichter, geïnspireerd, en vooral: samen. Uiteraard was het hiermee niet meteen klaar. Want onder de druk in wedstrijden schoten ze vaak weer terug in hun oude gewoonten. Ik liet ze daarom in de trainingen expliciet oefenen met het onderling coachen op basis van de gemaakte afspraken. Hierdoor maakte dit team in korte tijd flinke stappen. In plaats van zich aan elkaar te ergeren op het veld, kregen ze weer plezier in het samen spelen.

Bij dit korfbalteam was deze aanpak een succes. Maar zo’n aanpak is natuurlijk geen one-size-fits-all. Door de jaren heen heb ik geleerd dat een superbelangrijke succesfactor is: de mate waarin de spelers willen investeren in de teameffectiviteit. In dit korfbalteam waren het de spelers zelf die merkten dat er ‘iets’ op teamniveau niet werkte en er ‘iets’ nodig was om als team te kunnen groeien. Als ik word gevraagd een sportteam te ondersteunen bij de teamontwikkeling, praat ik dan ook altijd met verschillende spelers. Om te horen wat hun visie en ervaringen zijn, maar ook in hoeverre er écht draagvlak is om de cohesie te vergroten.

Wil je weten wat ik voor jou of je team kan betekenen? Mail me op info@marjoleintorenbeek.nl

* Cohesie is de mate waarin teamleden zich verbonden voelen met het team zelf en met het doel. In de literatuur wordt onderscheid gemaakt tussen sociale cohesie en taakcohesie. Sociale cohesie is de mate waarin teamleden het goed met elkaar kunnen vinden en zich onderdeel voelen van de groep. En taakcohesie is de mate waarin ze bereid zijn met elkaar samen te werken om een gezamenlijk doel te behalen. Het meeste onderzoek laat zien dat met name taakcohesie een belangrijke voorspeller is van teamprestaties (zie bijv. dit NLse onderzoek). Goede teamprestaties dragen vervolgens weer bij aan een sterkere teamcohesie. Omgekeerd geldt het ook: in een periode van tegenvallende prestaties neemt over de cohesie af.